Meteen naar de inhoud

Kunnen we het dan nu over Nederland hebben?

De veroordeling van de Bosnisch-Servische generaal Mladić voor de genocide in Srebrenica biedt ook Nederland een kans om een hoofdstuk af te sluiten. Maar dat kan alleen als we ons rekenschap durven geven van alle feiten.

Het Joegoslavië-tribunaal heeft Ratko Mladić veroordeeld tot levenslang. De Bosnisch-Servische generaal heeft de genocide op duizenden mannen en jongens in Srebrenica in juli 1995 bedacht en laten uitvoeren, oordeelde de rechter.

Door Joost van Egmond

Daarmee geeft het tribunaal een juridische bevestiging van wat wij allang weten. Mladić was de commandant van het Bosnisch-Servische leger dat het stadje had ingenomen, hij was ter plaatse en deelde bevelen uit. Maar al was de vaststelling van zijn hoofdverantwoordelijkheid een uitgemaakte zaak, die vaststelling is van groot belang. Rechtspraak is in ons gedachtengoed een arbiter die het debat beslecht. Over geschiedenis kan en zal altijd worden gediscussieerd. Maar een welafgewogen vonnis bepaalt, althans voor die aspecten die in de uitspraak zijn behandeld, de feiten, en daarmee de grenzen waarbinnen een redelijke discussie zich afspeelt. In een rechtsstaat hebben alle betrokkenen zich daarbij neer te leggen. Ruimte voor debat zal er altijd zijn, maar geschiedschrijving die direct in tegenspraak is met het rechterlijk eindoordeel noemen we mythe. De veroordeling van Mladić, aangenomen dat die in hoger beroep standhoudt, zal voor altijd een mijlpaal zijn die de hoofdschuldige voor deze massamoord aanwijst.

Een kans op closure

Zo’n rechterlijke uitspraak biedt, zoals het in jargon heet, een kans op closure. De erkenning die zoiets biedt aan nabestaanden is groot. Voor juristen is er geen dader zonder misdrijf, voor slachtoffers is dat andersom: de erkenning van het misdrijf voelt vaak pas compleet als er een dader is aangewezen. In principe biedt een veroordeling ook de kans voor de dader om zich bij de feitenvinding neer te leggen, hoewel Mladić met zijn gedrag in de rechtszaal duidelijk maakte dat zoiets van hem niet verwacht hoeft te worden.

Voor de omstanders, het ‘Servische volk’ aan wie Mladić zijn verovering van Srebrenica opdroeg, werkt het aanwijzen van de dader ook bevrijdend. De vele Serviërs die Mladić’ ‘gift’ niet accepteerden hebben een vonnis dat individuele schuld aan de genocide vastlegt, dat hen niet langer ongewild bij een massamoord betrekt. En Mladić’ apologeten worden verder gemarginaliseerd, hun lezing van het gebeurde wordt mythe. Iedereen krijgt een kans om de focus iets verder af te wenden van juli 1995, en meer op de toekomst te richten.

En hoe zit dat met onszelf? Kan Nederland stappen zetten in de verwerking van het trauma van Srebrenica? Als samenleving die zijn leger afvaardigde om de achtduizend mannen en jongens die nu op de begraafplaats in Potočari liggen te beschermen werden we de eerste omstander. Een ellendige positie. Zo moeilijk als het in die situatie was om ‘het goede’ te doen, zo makkelijk is het om achteraf de kritiek te leveren. Kritiek die desondanks toch kwam, en waarmee Nederland al even onbeholpen omging als Dutchbat-commandant Karremans destijds. Zijn ‘I’m the piano player’ echoot nog steeds in de reacties van de Nederlandse staat, en de schuld van Mladić speelt daarbij een allesoverschaduwende rol.

Toen Bert Bakker, in de jaren negentig voorzitter van de parlementaire enquetecommissie naar de val van Srebrenica, drie jaar geleden Nederland opriep zijn verantwoordelijkheid te nemen, kwam de minister van defensie niet veel verder dan ‘laten we niet vergeten dat de vijand van toen, onder leiding van Mladić, de schuldige is’. Ook rond de veroordeling van Mladić op 22 november haastten de toenmalige minister van defensie en de toenmalige premier zich om dit nog eens te benadrukken: de Bosnisch-Servische generaal was de dader.

Zo beschouwd is de veroordeling van Mladić ook voor Nederland een opluchting, een kans op closure. Het bevestigt immers voor eens en voor altijd dit standpunt. De duizenden executies werden verricht onder leiding van Mladić. Maar tegelijkertijd, voor zover deze stelling voor de veroordeling niet al een open deur was, is hij dat nu zeker. Is dit werkelijk alles dat Nederland 22 jaar na Srebrenica over zijn omstandersrol te zeggen heeft?

Een einde aan de mythevorming

Voor closure is meer nodig. Net als dader Mladić, heeft ook omstander Nederland zijn rol voor de rechter moeten verantwoorden. En net zoals dat voor Mladić geldt, heeft ook Nederland zich bij het vonnis neer te leggen. Dat vonnis zegt dat Nederland cruciale, en dodelijke, fouten heeft gemaakt bij het ontruimen van de basis. En wie zijn geschiedenis schrijft in directe tegenspraak met het rechterlijk eindoordeel doet aan mythevorming. Wij komen daar angstwekkend dicht in de buurt.

We ‘konden niets doen om de massamoord te voorkomen”, zo heet het steevast. Zo is het ook vastgelegd in de geschiedenis die we onze kinderen meegeven. De zin komt uit het ‘venster’ op Srebrenica in de canon van de geschiedenis, een lijst onderwerpen die elk schoolkind onderwezen zou moeten krijgen. Wat daar niet staat is de bevinding van de aanklager in de zaak tegen Mladić. Die noemt de eerste ontmoeting tussen Mladić en de Nederlandse commandant Karremans een ‘keerpunt’. De Bosnische Serviërs waren al verrast hoe relatief makkelijk de enclave kon worden ingenomen. Nadat Karremans Mladić had verteld dat hij de instructie had om zich niet langer te verzetten zodat de blauwhelmen en de moslims de enclave veilig konden verlaten wist Mladić dat de VN hem niet verder zou tegenhouden. Vanaf dat moment onstond het plan om de mannen en jongens tussen de 16 en 60 niet alleen te ondervragen maar ze uiteindelijk om te brengen.

In die canon staat ook: “later wordt deze verschrikkelijke waarheid pas duidelijk.”

Vergelijk dat eens met een vonnis van het Hof in Den Haag, dat standhield in cassatie bij de Hoge Raad, het hoogste rechtsorgaan van Nederland waartegen beroep niet mogelijk is:

“Gedurende de periode waarin de vluchtelingen werden weggevoerd, bereikten militairen van Dutchbat op verschillende tijdstippen signalen dat de Bosnische Serviërs misdaden tegen met name de mannelijke vluchtelingen pleegden. Vóór het eind van de middag van 13 juli 1995 was onder meer geconstateerd dat er lijken van vermoorde mannen waren aangetroffen, dat de (weerbare) mannelijke vluchtelingen naar het ‘witte huis’ 300 à 400 meter buiten de compound werden gebracht en daar met fysiek geweld werden ondervraagd, en dat buiten dit huis de bezittingen van de mannelijke vluchtelingen, waaronder hun identiteitspapieren, op een hoop waren gegooid en binnen dit huis moslimmannen verbleven met doodsangst in de ogen.”

En wij, wij gingen door met het wegsturen van mensen die hun toevlucht hadden gezocht op onze militaire basis. Waarom onthouden we dat feit onze kinderen? Waarom vermelden we niet dat de Nederlandse staat door zijn eigen rechter veroordeeld is wegens onrechtmatig handelen, wat de dood van meerdere mensen als gevolg had?

Het enige plausibele antwoord is dat het ons te pijnlijk is. Tegelijkertijd is dat ook de reden om door te blijven duwen op deze open wond. Dat weten we best, want we doen het volop als het gaat om pijnlijke hoofdstukken in de geschiedenis van andere staten. We beginnen het ook te durven als het gaat om de koloniale oorlogen die Nederland zelf twee generaties eerder vocht. Maar we kunnen niet nog veertig jaar wachten. Laten we op zijn minst die fout van onze grootouders niet herhalen.

Refik Hodžić, een van de grootste kenners van het naoorlogse gerechtigheidsproces – of gebrek daaraan – in Bosnië, zei eens dat de rechterlijke uitspraken in de zaken rond Srebrenica uiteindelijk aantonen wat een geweldig land Nederland is. Als ondanks hardnekkig doorprocederen van de Staat, die al zijn macht en kracht tegen de nabestaanden inzet, alsnog de rechterlijke macht van diezelfde staat de feiten laat spreken. Ik sluit me daar graag bij aan. Maar als samenleving zullen we ook ruimhartig gevolg moeten geven aan die uitspraken. Dat doe je niet met een donatie voor een herinneringscentrum op 1500 kilometer van je landsgrens, of met een snoeihard uitonderhandelde schadevergoeding zoals die nabestaanden wiens gelijk al onomkeerbaar is bevestigd kregen, hoewel dat er ook bij hoort. Maar dat doe je bovenal door oprecht te zijn en de feiten vrije doorgang te geven.

Accepteer je eigen verantwoordelijkheid

Ik wil niet beweren dat de leden van Dutchbat op eigen houtje anders hadden moeten handelen, of dat ze tegen de instructies uit Den Haag in hadden moeten gaan. Wie überhaupt individuen wil vertellen dat zij destijds andere keuzes hadden moeten maken moet tachtig keer nadenken hoe hij zelf in die omstandigheden had gehandeld. Bovendien, het zoeken naar individuele misstappen leidt af van de keten van fouten die er in die julidagen van 1995 zijn gemaakt.

Maar als land kunnen en moeten we die verantwoordelijkheid dragen. Nederland stak zijn hand op toen er vrijwilligers werden gevraagd om de ‘veilige gebieden’ van de Verenigde Naties te beveiligen, Nederland dacht dat te kunnen binnen het gegeven mandaat en Nederland besloot toen de enclave verloren bleek prioriteit te geven aan de evacuatie van de eigen troepen en materieel. Om dat te bereiken werkte Nederland mee aan het ontruimen van de basis, en waren we doof voor de vele signalen dat dit een massamoord mogelijk hielp maken.

Dat is waar Nederland zich voor moet verantwoorden, niet meer en niet minder. Daar kunnen de slachtoffers wellicht iets aan hebben, maar we moeten het bovenal doen voor onszelf. ‘Dit nooit meer’ zouden we hebben geleerd van Srebrenica. Ik betwijfel het. Zover zijn we nog niet. Mensen als Ratko Mladić zullen er altijd zijn, hen wegwensen is een holle gelofte. Waar het om gaat is hoe we hen tegenhouden. ‘Dit nooit meer’ krijgt alleen betekenis als we de verschrikkelijke fouten die we zelf in de hand hadden onder ogen durven te zien en ervan durven te leren.

De dader was Mladić. Dat moeten we inderdaad niet vergeten, en dat is door het Joegoslavië-tribunaal nog eens bevestigd. Maar laten we onze kinderen ook het hele verhaal vertellen. Bied hen de gelegenheid om te leren van de geschiedenis.