Meteen naar de inhoud

Nu ik een baard heb, bemoeit iedereen zich met me

Een gemeenschap van strikt gelovige moslims zorgt in Bosnië voor grote spanning. Bewoners vinden het tegendeel van wat ze zeggen te zoeken: Rust.

De politiecontrole staat er nu vier maanden. Sindsdien kan niemand nog ongezien Gornja Maoča in of uit. Hoe streng er wordt gecontroleerd hangt af van wie er voorbijkomt.

Bewoners van de huizen direct aan het begin van de bergweg kunnen zo doorlopen, maar van vreemde bezoekers worden alle paspoortgegevens opgeschreven in een notitieblokje. Over het doel van de controle halen de agenten hun schouders op. Ze moeten ‘in de buurt zijn’ voor het geval er iets gebeurt.

Hier, aan het einde van de asfaltweg, begint de klim naar Gornja Maoča, een bergdorp in het uiterste noordoosten van Bosnië en Herzegovina. De losjes met kiezels bestrooide kleiweg is de enige toegang. Verder is het omgeven met steile, beboste heuvels. Een mooie plek voor een vakantiekolonie.

Sommige mensen hebben hier dan ook een weekendhuisje, anderen wonen er permanent, zoals Sabir Suljić. Zijn huis is feitelijk nog onderdeel van Donja – laag – Maoča, maar hij is wel achter de politiecontrole terechtgekomen. “Wat doe je eraan?” zegt hij schouderophalend. Ze staan er nu wel erg lang, maar ooit gaan ze wel weer weg. In de tussentijd hoeft hij in ieder geval zijn deur niet op slot te doen.

Sommigen noemen de heuvel en zijn bewoners ZZ Top, naar de bebaarde Amerikaanse rockband uit de jaren tachtig

De reden voor alle aandacht is de bewoners hogerop, aan het einde van de weg. Daar woont een groep striktgelovige moslims. ‘Vehabi’ worden ze genoemd, naar de van oorsprong Saoedi-Arabische geloofsrichting van het Wahabisme. Anderen hebben het simpelweg over ‘de baarden’, of ze noemen de heuvel en zijn bewoners ZZ Top, naar de bebaarde Amerikaanse rockband uit de jaren tachtig.

Verspreid over Bosnië is er op dit moment een handvol religieuze dorpen, waarvan Gornja Maoča de bekendste en beruchtste is. Op een stroming binnen de Islam laten ze zich niet vastpinnen. “Ik noem mezelf moslim”, zegt Salih Dukić simpelweg. De bewoners leven in afzondering en zijn op elkaar aangewezen.
Gornja Maoča heeft electriciteit en stromend water van de gemeente, maar verder is er weinig bemoeienis met de buitenwereld. Voor de kinderen is er een eigen school, al komen daar wel leraren van buiten om de kinderen te onderwijzen.
Hoeveel mensen er precies in Gornja Maoča wonen wisselt nogal. Sommigen wonen er al jaren, anderen komen en gaan. Vanaf de weg zijn zeker twintig bewoonde huizen te zien. Andere staan leeg, één is er zelfs te koop. Een bord biedt een etage met garage en een stuk grond aan voor 8200 euro. Nadere toelichting op het aanbod wilde de bewoner niet geven.

Maar of ze nu grappen maken of niet, de meeste buitenstaanders worden nerveus van de moslims op de heuvel. De gemeenschap wordt geassocieerd met geweld. Het zou een trainingskamp zijn voor jihad, bewoners zouden naar Syrië vertrekken om daar voor Islamitische Staat te vechten. Een jongeman die in 2011 schoten loste op de Amerikaanse ambassade in Sarajevo bracht er enige tijd door. Een bewoner die pontificaal de vlag van IS aan zijn huis hing, hielp het imago bestendigen. Gornja Maoča staat onderhand bij de sensatiepers bekend als de ‘IS-burcht’ van Europa.

Sabir Suljić is hun buurman, maar hij haalt zijn schouders op over alle geruchten. “Het gaat hier prima, we gaan om als goede buren. Soms gaan we samen jagen in de bossen. Het enige dat me stoort is dat ze zo afkeurend reageren als ik een biertje drink.”

Op ZZ Top

Verder naar boven wordt de weg er niet beter op. De ontvangst is ook anders. Mannen met lange baarden kijken argwanend naar de bezoekers, vrouwen in nikab lopen weg uit de voortuin en vertrekken naar binnen, of achter het huis.

Rond de moskee staan zo’n twintig huizen dicht op elkaar. Het huis waar de IS-vlag hing vertoont een kale plek. De vlag is weg, de bewoners laten zich niet zien. Op straat zijn vooral kinderen. Ze klimmen in een boom met rijpe razdelije, een soort kleine abrikoosjes, en schudden de vruchten eruit.

Een jonge vader loopt met zijn zoontje over de weg, in zijn hand een tabletcomputer. Praten doet hij liever niet. “Ik ben hier pas een paar maanden, het is beter om ouderen te spreken”, zegt hij ontwijkend.

Maar die ouderen willen niet. “We hebben hier genoeg van buitenstaanders”, legt een man uit die met een ouderwetse zeis gras staat te maaien. Hij is vriendelijk maar beslist. “Journalisten vertellen toch alleen leugens.” Die avond besluiten de bewoners dat ook deze bezoekers genegeerd zullen worden.

Dukić mag dan strikt in de geloofsleer zijn, dat is niet ten koste gegaan van zijn gevoel voor humor

Behalve door Salih Dukić. Hij heeft in een onbewaakt moment een rondleiding toegezegd over zijn erf, en zijn afspraken komt hij na, al zien de broeders dorpsgenoten het niet zitten. Dukić mag dan strikt in de geloofsleer zijn, dat is niet ten koste gegaan van zijn gevoel voor humor: “Kijk, hier houd ik terroristische regenwormen”, zegt hij als hij het deksel optilt van de bak waarin hij mest verrijkt.

Hij heeft hier nu vijf jaar een eenvoudige boerderij. In een andere context zou je hem wellicht een ecoboer noemen. Hij heeft bijen, kippen, twee geiten, een geïmproviseerde broeikas. Van de melk van de geiten maakt hij een geweldig lekkere kaas. Hij heeft het allemaal zelf opgebouwd, al wist hij niets van boeren toen hij hier kwam: “Ik heb het geleerd van sjeikh Google.”

foto: Amer Kapetanović

Geboren in Kalesija, iets zuidelijker in Bosnië, verkaste Dukić al vroeg naar de Oostenrijkse stad Graz, waar hij vijfentwintig jaar lang in de bouw werkte. Hij werd er een stadsmens. Maar zo’n zeven jaar geleden knapte er iets. Hij vertelt het met tranen in zijn ogen.

“Ik werkte als een idioot en ik had alles. Ik dronk, ik ging uit, ik had een auto en een groot huis waar niemand woonde. Ik besefte dat het mij niet vervulde. Mijn triestheid werd intens…”

Dukić vond rust in het geloof in god. “Hij is de enige die die leegte kan vullen”, zegt hij stellig. Zijn mond krult om tot een glimlach. “Als ik bid, dan luistert de Heer. Hij praat terug tegen mij.”

In Graz kon hij niet meer leven. Ondanks dat zijn vrouw en kinderen hem niet volgden, vertrok hij naar Gornja Maoča waar hij een nieuw gezin stichtte. “Mijn vrouw en ik willen schoon leven. We zochten een omgeving waar onze kinderen buiten kunnen spelen. Hier is geen televisie, geen alcohol, we roken hier niet. Voor mij is dat vrede en vrijheid.”

“Boem!”

Binnen de gemeenschap vindt hij die rust, maar erbuiten minder dan ooit. “Als we naar de stad gaan, mijn vrouw in nikab, worden we nageroepen. ‘He kijk! Ninja’s!’ Een keer sprong iemand pal voor mijn gezicht en riep hard ‘Boem!’. Het is de atmosfeer waarmee we moeten leven. Toen ik nog in de kroeg zat en rookte en gokte was er niemand die er iets van zei, maar nu ik een baard heb, bemoeit iedereen zich met me.”

“We hebben hier politieinvallen gehad. Ik heb in mijn huis troepen van de speciale eenheid over de vloer gekregen die een geweer op mijn hoofd richtten. De afgelopen weken ging ik dagelijks met tomaten naar de markt en ik ben iedere keer staande gehouden bij die politiecontrole. De paus was laatst in Sarajevo en hij vergeleek die stad met Jeruzalem. Maar hier, in Gornja Maoča, is het net Gaza.”

Als Sarajevo Jeruzalem is, dan is het hier Gaza

“De Islam wordt in Bosnië niet alleen als religie beschouwd maar geldt in eerste instantie als bron van het culturele erfgoed waar de nationale identiteit op is gebaseerd”, zegt historicus Harm Kern, die onderzoek doet naar de identiteitsbeleving van Bosnische Moslims.
“Bosnische Moslims maakten tijdens de oorlog bewust de keuze hun nationaliteit te ontdoen van de religieuze term Moslim met de introductie van de seculiere naam Bošnjak. Hun culturele erfgoed lag letterlijk onder vuur en dit leidde tot versterkt nationalisme. Die processen zijn voortgezet in naoorlogs-Bosnië, dat wordt geregeerd door nationalistische politiek.”
“Islamisme zoals in Gornja Maoča ontkent nationaal gevoel en beschouwt het geloof als de enige ware identiteit. Deze marginale gemeenschappen negeren niet alleen Bosnisch nationaal gevoel maar hebben ook een zekere afkeur tegenover seculiere Bošnjakken als ongelovigen. Omdat islamitisch erfgoed tegelijkertijd wel degelijk de nationale identiteit van de Bošnjakken definieert leidt de ontkenning en afkeur van zelfverklaarde ware gelovigen in eigen rangen tot zenuwen en spanning onder minder strikt gelovige Bošnjakken.”

De Bosnische autoriteiten houden het dorp scherp in de gaten, maar hebben geen goede reden gevonden om de gemeenschap op te doeken. Natuurlijk zijn er wapens in het dorp, maar die vind je in ieder dorp in Bosnië. Er wordt immers volop gejaagd. Het blijft bij patrouilleren en af en toe een inval. Dat drijft de wederzijdse argwaan verder op.

Dukić heeft geen behoefte zich tegen alle verdenkingen te verdedigen. Of anderen in het dorp dwepen met Islamitische Staat vindt hij niet zijn zaak. Hij spreekt alleen namens zichzelf: “Geweld keur ik af. In het geloof is er geen plaats voor geweld. En de oorlog in Syrië is drieduizend kilometer ver weg. Ik zie niet in wat ik daarmee te maken heb. Ik probeer hier een goed en schoon leven te leiden met mijn gezin en ik heb geen behoefte om anderen te controleren.”

Hoe zou Dukić zich voelen als één van zijn kinderen deze heuvel wil verlaten? “Luister, ik heb een broer die niet gelooft, een ex-vrouw, drie oudere kinderen. Natuurlijk doet dat me pijn, en dat zou ook zo zijn als mijn jonge kinderen een ander leven kiezen, maar het is ieders recht om niet te geloven. Ik probeer ze te steunen, maar wat kan ik meer doen? Ik kies voor Allah en laat anderen met rust.”

Een stem roept. Eén van de broeders wil kort met Dukić spreken. Als hij terugkomt is het gesprek voorbij: “Goed, mensen. Het is tijd om te gaan.” Met een geitenkaas en een tomaat vertrekken de bezoekers. Het is weer rustig in Gornja Maoča.

Tags: